Sociaal is lokaal
Als we het ontstaan van de eerste fabrieken als beginpunt nemen, dan kun je zeggen dat bedrijven 150 jaar lang niet verantwoordelijk werden gehouden voor hun impact op de wereld. Dat is gelukkig aan het veranderen, maar wel tergend langzaam. Via tal van duurzaamheidsinitiatieven zoals de Club van Rome, Socially Reponsible Investing in de jaren zeventig, Corporate Social Responsibility in de jaren tachtig en de millenniumdoelstellingen rond 2000, kwamen we uiteindelijk in 2015 tot de Sustainable Development Goals, met zeventien doelen voor 2030. In 2019 introduceerde het World Economic Forum ESG-normen (environmental, social, governance) als nieuwe maatstaf voor financierbaarheid en succes. Op 1 januari 2024 is in de EU de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) in werking getreden. Steeds meer bedrijven zijn de komende jaren verplicht om over hun ecologische voetafdruk en sociale impact te rapporteren. Bedrijven krijgen een zogenoemde ESG-rating, waardoor die impact voor iedereen duidelijk is. Daardoor ontstaat er een gelijk speelveld in Europa.
Bedrijven kunnen deze wetgeving niet zomaar negeren. Investeerders verwachten in het jaarverslag inmiddels een grondige analyse van de impact van bedrijven op het klimaat en de samenleving. Daarnaast gebruiken banken de ESG-rating om te bepalen of een bedrijf in aanmerking komt voor financiering. Voor het eerst is er een concrete financiële prikkel voor bedrijven om zichzelf in de context van de maatschappij te plaatsen en actief daaraan bij te dragen.
Gamechanger
Onder leiding van het City Science Office is de gemeente Amsterdam in
2023 begonnen met een verkenning naar wat de nieuwe wetgeving voor de stad betekent. In samenwerking met de stad Berlijn richtte de gemeente het ESG Innovation Collective op: een collectief waarin de publieke sector, bedrijven, de financiële sector, de culturele sector en academici samen de kansen en bedreigingen van deze nieuwe regelgeving bespreken. Hun conclusie: de nieuwe wetgeving is voor steden een gamechanger. Er is een verstrekkende omwenteling gaande in hoe organisaties zich moeten verantwoorden. Steden kunnen hierin een belangrijke regierol pakken en bevinden zich in een positie van waaruit ze een duurzame dynamiek kunnen eisen tussen marktpartijen, de gemeente en inwoners. Daardoor zal ook de gebiedsontwikkeling grondig veranderen en wordt duurzame en sociale impact stevig verankerd in woningbouwprojecten. Om steden een beginpunt te geven bij die regierol heeft het collectief een raamwerk ontwikkeld, ESG for Cities. Dat raamwerk positioneert steden als dé experts op het gebied van sociale impact, de ‘S’ in ESG. Samen met collega’s in andere Europese steden hebben wij in het verlengde hiervan het rapport Social Impact for Climate Justice uitgebracht, waarin we dat raamwerk verder ontwikkelen.
Iedere straat is anders
Centraal in dit raamwerk: sociaal is lokaal. Op het niveau van de stad zijn de sociale context en het milieu direct aan elkaar verbonden. Klimaatverandering is weliswaar een wereldwijde ontwikkeling, maar het is een optelsom van het gedrag van mensen binnen ontelbare lokale contexten, zoals een wijk, straat of huishouden. De nieuwe EU-wetgeving biedt een mogelijkheid om de lokale samenwerking rondom belangrijke thema’s te versterken, waardoor steden en regio’s nieuwe kansen krijgen om hun impact op lokale sociale en duurzame doelen te vergroten. In de praktijk betekent het dat elke partij die actief wil zijn in een stad moet inzien dat dat niet meer zonder duurzame lokale samenwerking kan. Dat is straks noodzakelijk om een goede ESG-rating te behalen. En zonder die goede rating mogen banken geen financiering geven en willen steden een project niet goedkeuren. Het opzetten van die duurzame lokale samenwerking is zoals gezegd niet altijd makkelijk: elke stad is anders, elke buurt is anders, elke straat is anders. Dus elk project vraagt om een unieke aanpak. Kennis van de lokale context is essentieel als je naast woningbouw ook ecologische en sociale uitdagingen wilt aanpakken. Als er een nieuw huizenblok wordt gerealiseerd, ontwerp en bouw dan ook een culturele ontmoetingsplaats, een klein museum dat nieuwe bezoekers naar de buurt trekt, of een overdekte markthal, een buurtkamer of een gemeenschappelijke kas voor het verbouwen van tomaten. Maar denk ook aan de aanleg van een voetbalveld, een gezamenlijk voedselbos met speeltuin of een extra werkplaats voor de fietsbrigade. Dit soort projecten maken een groot, positief verschil.
Steden hebben kennis en data
We kunnen niet verwachten dat alle private partijen in staat zijn zelf alle lokale bijzonderheden in stedelijke regio’s uit te zoeken. De steden zelf hebben die diepgaande lokale kennis wel en bovendien heel veel data. Ik pleit ervoor dat steden samenwerken met de academische wereld om die data zinvol en verantwoord in te zetten. Als steden en marktpartijen samenwerken met universiteiten, dan kan al die data gebruikt worden bij het maken van wetenschappelijk onderbouwde plannen voor duurzame gebiedsontwikkeling. Academici kunnen de impact daarvan meten en bijhouden, waardoor er steeds meer data van toenemende kwaliteit ontstaan. Bedrijven kunnen die data gebruiken bij de verplichte rapportage over hun ecologische en sociale impact. In Amsterdam doen we dit al en maken we veel stedelijke onderzoeken openbaar. We publiceren ook open datasets. We ontwikkelen bijvoorbeeld een wetenschappelijke methode om bewegingen in tijd en ruimte in de stad met data zichtbaar te maken. Er loopt ook een experiment met blockchaintechnologie om ervaringen van allerlei projecten en nieuwe samenwerkingen vorm te geven en transparant te meten. Een combinatie van deze technologieën zorgt ervoor dat accountants meer inzicht hebben in de ecologische en sociale impact van een bepaalde samenwerking.
Sociale makelaar
Hoopgevend is dat duurzame lokale samenwerking altijd een win-winsituatie blijkt voor de betrokken partijen. Private partijen gaan duurzame relaties aan met een gemeenschap en daar profiteert iedereen van. Uiteraard zien we een positief effect op inwoners en gemeenschappen, maar ook medewerkers van private partijen geven telkens aan dat zij trots zijn op hun werkgever als die op een sociale en duurzame manier werkt. Dat soort binding is geen overbodige luxe in de huidige arbeidsmarkt. Een goed voorbeeld van een win-win is het Bureau Social Return in Amsterdam, een afdeling van de gemeente die opdrachtnemers koppelt aan sociale opgaven in de stad, een soort sociale makelaar. Het is een expertisecentrum op het gebied van sociaal aanbesteden dat opdrachtnemers helpt bij het vormgeven van hun sociale bijdrage. Het is een goed voorbeeld van hoe een stad positieve verandering kan afdwingen.
Buurten in plaats van straat of kavel
Inmiddels zet Bureau Social Return zo’n € 160 miljoen om voor de stad, allemaal in sociale projecten, en dat bedrag groeit. Een ander voorbeeld van een opdrachtnemer die succesvol duurzaam en sociaal onderneemt is ontwerpbureau Space&Matter, dat zich specialiseert in circulaire gebiedsontwikkeling en duurzame oplossingen in de vastgoedsector. Zo ontwikkelden zij een testplek voor nieuwe groene technologie in opgeknapte woonboten, maar ook een online platform om de transformatie van leegstaand vastgoed een kickstart te geven. In Berlijn zie ik ook veel interessante dingen gebeuren. Zo heeft de stad het bureau UrbanVolution aangehaakt om aan de Behrens-Ufer een groot nieuw woon- en werkproject, vorm te geven vanuit humanitaire en spirituele waarden. Zowel UrbanVolution als Space&Matter ontwikkelen plannen op basis van de behoefte van buurten, in plaats van slechts één straat of één kavel. De praktijk leert dat dit een veel betere basis vormt voor een duurzame, sociale ontwikkeling.
Onvermijdelijke toekomst
Het is niet altijd makkelijk om als marktpartij intensief te moeten schakelen met lokale partijen, vanwege verschillende talen, achtergronden, ideeën en mate van flexibiliteit. Daarom is die connectie met de stad zo relevant: de gemeente weet welke partijen kunnen helpen om voor elk project het beste pad naar sociale impact te vinden. En dit is de toekomst, of we het nou willen of niet. De wal gaat het schip keren en zelfs de grootste gebiedsontwikkelaars kunnen hier niet omheen. Als ze niets doen, raken ze vanwege de nieuwe wetgeving simpelweg hun opdrachten en financiering kwijt. Gemeenten, woningcorporaties, bouwbedrijven, investeerders, architecten, grondeigenaren en nog veel meer: zet jezelf in de voorhoede van deze ontwikkeling, want anders ben je te laat. Persoonlijk vind ik dat het op alle fronten sneller moet. Er zijn veel zorgen over de impact van klimaatverandering. De maatschappij is een olietanker die we nu heel langzaam aan het keren zijn. Ik zit al vijftig jaar op de ESG/CSRD-wetgeving te wachten en ben blij dat het eindelijk zover is. Maar als je ziet hoe klimaatverandering momenteel versnelt, dan zijn we eigenlijk al vijftig jaar te laat. Het is nu zaak dat iedereen inziet dat kwaliteit van leven en kwaliteit van de natuur een vorm van kapitaal zijn, beide onmisbaar voor ons bestaan. Door deze nieuwe wet- en regelgeving is er hoop en hebben we het gereedschap in handen om toe te werken naar een andere manier van economie bedrijven: het scheppen van duurzame welvaart voor iedereen.